Alle vijf projecten zijn vrucht van een samenwerking met maatschappelijke partners, zoals scholen voor basis- en voortgezet onderwijs, een insteliing voor jeugdigen met gedragsproblematiek en het bedrijfsleven. Het programma heeft enerzijds tot doel om inzichten uit recent wetenschappelijk onderzoek ter beschikking te stellen aan de praktijk van onderwijs en opvoeding. Anderzijds beoogt het programma om kennis en ervaringen die zijn opgedaan in de (onderwijs/opvoedings) praktijk te gebruiken om het wetenschappelijk onderzoek te versterken. Dit kan bijvoorbeeld door betere vragen te stellen, of door de wetenschappelijke resultaten nog beter toepasbaar te maken.
Bruggen slaan
Uitgangspunt van het programma is, dat het moment rijp is om een brug te slaan tussen wetenschap en praktijk en dat de dialoog tussen beide moet worden bevorderd. Dit geldt in het bijzonder voor onderzoek op het gebied van hersenwetenschappen, neuropsychologie en cognitie, omdat op dit brede gebied van veel spraakverwarring sprake is.
Verschillende onderzoekslijnen
Binnen het programma zijn vier onderzoekslijnen herkenbaar.
- De eerste lijn richt zich op schoolse vaardigheden. Het lezen en het rekenen spelen in deze lijn de belangrijkste rol. Dit zijn ook de onderwerpen die door de overheid als speerpunt zijn aangemerkt in de gewenste onderwijsontwikkeling.
- Een tweede lijn heeft te maken met de biopsychologische determinanten van leren en schools presteren. Daarmee wordt vooral gedoeld op het grote belang van de hersenontwikkeling. De hersenen ontwikkelen zich door tot na het 20e levensjaar. En vaardigheden ten aanzien van de zelfsturing, het evalueren van plannen, het kiezen en beoordelen van consequenties op de lange termijn zijn waarschijnlijk de laatste die uitrijpen. Dat berust op speciale hersennetwerken. Daarnaast gaat het om een forse invloed van sekse, van slaap en voeding. Ook cognitieve vermoeidheid die zich bij minstens een derde van schoolkinderen en studenten vaak voordoet is een factor van belang. Het onderzoeksprogramma onderzoekt de verschillende genoemde factoren in schoolkinderen en in studenten.
- Als een derde lijn – en uitvloeisel van de eerdergenoemde twee lijnen – wordt onderzoek gedaan naar individuele verschillen. Sekseverschillen tussen jongens en meisjes krijgen veel aandacht, zeker gezien de relatief matige prestaties van veel jongens. Ook de sociale omstandigheden zoals lage dan wel hoge opleidingsniveaus van ouders zijn een factor van belang die worden onderzocht in relatie tot het presteren en de motivatie.
- Als vierde lijn gaat het om deze motivatie en om processen op het gebied van kiezen, beslissen en regulatie van het eigen gedrag. De onderzoekers hopen om beter in kaart te brengen, wat het relatieve belang van deze factoren is, en wat ermee te doen is in de praktijk van het onderwijs.
Multidimensioneel programma
Het hele programma is een voorbeeld van een multidimensioneel programma dat een samenhang vormt tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek en dat meteen praktische consequenties kan hebben voor de praktijk van onderwijs en opvoeding. Voor de overheid belangrijke begrippen als de ‘doorlopende leerlijn’ krijgen ook aandacht in het programma. Het gaat daarin om de leerlijn van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs en die van voortgezet onderwijs naar hoger onderwijs.